Caixa | Braziliaanse snarendrum |
Caja | Colombiaanse trommel gebruikt in de Vallenato-muziek |
Caliope | een eigenaardig, door stoom aangeblazen pijporgel, vaak loeihard en vals, aangezien het instrument door zijn constructie eigenlijk niet te stemmen is. Caliope's bestaan er in verschillende vormen en maten, maar in principe komt het erop neer dat er stoom in een U-vormige buizenstelsel wordt geperst. Aan de hoofdbuis kunnen wel zo'n 40 pijpen worden bevestigd met daarop fluitkleppen, ieder met zijn eigen (valse) toonhoogte. Wegens het loeiharde geluid was de caliope vroeger ook populair op de radarboten die op de Mississippi rivier voeren |
Calung |
antiek Sundanees (West-Javaans percussie-instrument, bestaande uit een set bamboe segmenten, waarvan aan de open uiteinden een kant gedeeltelijk is weggesneden, zodat ze er als een ganzenpen uitzien. De bamboe kokers worden met sikkelvormige rubberen hamers (de panakol) aangeslagen. Het instrument stamt uit de Srivijaya periode (13de-14de eeuw AD.) en is ook teruggevonden op Sumatra en in Zuid-Thailand, maar tegenwoordig komt het alleen nog op Java en op Bali voor moderne benaming voor een Javaans bamboe gamelan ensemble, meestal bestaande uit 2 gambangs, een kethuk-kenong, een slenthem, een kendang en een guntang |
Canang | gong van messing of gedroogd geitenleer uit Aceh in het uiterste noorden van Sumatra |
Canun | trapeziumvormige citer met 72 snaren uit de Arabische wereld. Het instrument wordt met de duim en wijsvinger van beide handen getokkeld, waarbij men een hoornen plectrum om de vingers schuift. Zie ook qanun |
Carillon | Het carillon is een mechanisch klokkenspel met gestemde klokkenl. Ze kunnen op verschillende manieren worden aangeslagen: door een inwendige klepel, een hamer aan de buitenkant of een combinatie van beide. Het carillon kan op verschillende manieren bediend worden: door direct aan de touwen te trekken die aan de klepels zitten bevestigd, of door een soort toetsmechanisme, waarbij de touwen aan hefbomen zijn bevestigd. Deze hefbomen zijn gerangschikt als de noten op een orgelklavier. Er kunnen zowel manualen voor de handen als pedalen voor de voeten aanwezig zijn. |
Castagnetten | Castagnetten zijn houten kleppen die tegen elkaar geslagen worden. Je hoort ze vooral in Spaanse muziek. |
Cavaquinho | kleine, 4-snarige Portugese gitaar en een voorloper van de ukelele |
Caxixi | Braziliaanse schudbus. De caxixi is gemaakt van geweven wilgentwijgen en gevuld met zaden. De bodem is gemaakt van coité, de speciaal behandelde schors van een kalebas. Dit geeft het karakteristieke heldere geluid van dit meest "Braziliaanse" handpercussieinstrument |
Celempung | Indonesische citer met 13 paar dubbele snaren. Deze zijn gespannen over een houten klankkast in de vorm van een doodskist op 4 pootjes. De snaren worden met de nagels van de duimen getokkeld |
Celesta | Klavierklokkenspel met dikkere klankstaven, met een daardoor ijlere en minder doordringende klank. |
Cello | 4-snarig instrument met klankkast, met f-vormige klankgaten, waarbij de snaren bespeeld worden met een strijkstok. Dit instrument staat een octaaf lager dan de altviool gestemd. |
Cello-gitaar | Andere benaming voor semi-akoustische electrische gitaar vanwege de 2 f-vormige gaten i.pl.v. het ronde klankgat in het midden ter hoogte van de snaren, die zo de klankkleur bepalen. |
Cembalo | een psalterium dat met lepelvormige stokken werd bespeeld |
Ceng-ceng | Balinese bekkens, zie ook cheng-cheng |
Centa | dubbelzijdige, cilindrische trommel uit Indonesië, die met stokken wordt bespeeld |
Cenufu | type balafoon uit Mali |
Cetira | Transsylvaanse viool |
Chacha bell | Cubaanse koeienbel met een hoog en iel geluid |
Chacongo | lier van de Kipziggys uit Kenia |
Chadkhan | langwerpige plankciter met bruggen van schapenbot en nationaal instrument van Chakassia |
Chakay | 3-snarige, houten buisciter uit Thailand in de vorm van een krokodil. De chakay bezit een tiental frets en wordt met een plectrum bespeeld |
Chalumeau | Simpel, houten enkelriet blaasinstrument zonder kleppen, waar later de klarinet uit werd ontwikkeld. Hij kon 8 tonen lager komen dan een blokfluit van dezelfde lengte. |
Chanchan | ratel van de Baga uit Guinee |
Chang | Uzbeeks hakkebord met ondiepe klankkast en verplaatsbare kammen |
Changa | laag gestemde lijsttrommel uit Rajastan ( India ) |
Changgo | Koreaanse zandlopertrom, zie ook changko |
Changko | Koreaanse zandlopertrom met een gelakte houten romp en twee geregen vellen. Zie ook changgo |
Cha-pei | Cambodjaanse luit met een hartvormige, ondiepe houten klankkast. De hals bevat een tiental frets en 4 zijden snaren die aan sierlijke stempennen bevestigd zijn |
Chapi | ijzeren schoffel, op Curacao als percussie-instrument in gebruik |
Charagan | Tuvaanse citer met een lage stemming |
Charango | Inca-kopie van de diawela, doch kleiner en met 5 paar dubbele snaren |
Chartar | noord-Indiase vedel. De chartar is een primitieve imitatie van de sarangi en wordt gebruikt in de volksmuziek. Het instrument wordt tijdens het spelen meestal gewoon voor zich uit gehouden |
Chenda | dubbelzijdige, cilindrische trommel uit Karnataka en Kerala (Zuid-India). De chenda is ongeveer 60 cm. lang en 30 cm. in diameter. Het instrument wordt met een koord om de nek gehangen en beide zijden worden met stokken bespeeld. Het geluid van de chenda is zo hard dat het kilometers ver kan worden gehoord. De chenda heeft daardoor ook een prominente plaats in de Yakshagana en Kathekali dansen gekregen |
Chengalam | kleine bronzen gong uit Kerala ( Zuid-India ), die met een houten hamer wordt bespeeld |
Chengcheng | kleine, op een standaard gemonteerde, bekkens uit Bali, die van boven worden aangeslagen met de bekkens die de speler in zijn handen houdt. De chengcheng is vrijwel identiek aan de rinchik, eveneens uit Bali |
Cheriniya | dubbelriet blaasinstrument gebruikt door de Maya uit Guatemala. De cheriniya is naar alle waarschijnlijkheid een Arabisch instrument dat door de Europeanen naar Latijns-Amerika is gebracht |
Cherrawatta | 1-snarige viool uit Ethiopië |
Chicahuastli | regenstok van de Azteken uit Mexico |
Chikara | 3-snarige vedel met 5 resonantiesnaren uit Uttar Pradesh (Noord-India). Een ruwe imitatie van de sarangi. Vaak hangen er kleine belletjes, zg. ghunghurus, aan de strijkstok die voor een rinkelende en ritmische begeleiding zorgen |
Chilandzane | sopraanxylofoon uit Mozambique, ook wel malandzane genoemd. De chilandzane heeft 19 toetsen met bijbehorende kalebassen, die dienst doen als klankresonatoren en is gestemd in een heptatonische toonladder |
Chimta | percussie instrument uit het noorden van India, vooral populair in de Punjab en bij saddhu's. ( religieuze nomaden) De chimta bestaat uit twee ijzeren schoepen van zo'n 60 cm. lang die aan één kant door middel van een ijzeren ring met elkaar zijn verbonden. Eigenlijk ziet het eruit als een reusachtig pincet. Een stel ronde metalen ringen zijn losjes aan de beide schoepen van het instrument bevestigd en geven een ritmisch geluid als de beide schoepen van de chimta met beide handen tegen elkaar worden geklapt. Het effect daarvan komt ongeveer overeen met het geluid dat de kartal produceert |
Chinchir | kleine vingercimbalen uit Baluchistan |
Chinese woodblock | drie, op een plankje gemonteerde, holle pijpjes rozehout van verschillende grootte (met daardoor ieder een eigen toonhoogte), die met een houten hamertje worden aangeslagen. De pijpjes hebben inkervingen waardoor ze ook geschraapt kunnen worden. In zuid-India ook bekend onder de naam agogo |
Ching | kleine Cambodjaanse vingercimbalen |
Ching-loh | middelgrote, verticaal opgehangen Chinese gong, die met een ronde houten stok met vilten kop wordt bespeeld |
Ching-miau | Chinees bamboe mondorgel met slechts 6 pijpen. Dit instrument is veel primitiever dan de sheng |
Chin-knar | set, bestaande uit 9 gongs van verschillende grootte, en afkomstig uit Vietnam. Er bestaat ook een lichtere uitvoering van de chin-knar, gemaakt van bamboe |
Chinzomane | contrabasxylofoon uit Mozambique. De chinzomane heeft slechts 4 grote klankstaven, ondersteund door 4 grote kalebassen die dienst doen als klankresonatoren |
Chipkong | 5-snarige lier van de Kipziggy uit Kenia |
Chirimiya | zeer zeldzame Peruviaanse veldhobo met 7 vingergaten, gemaakt uit sinaasappelboomhout. De chirimiya komt nog sporadisch voor in de provincie Lambayeque |
Chitarra battente | Italiaanse gitaar uit de 17de en 18de eeuw, met een diepe romp en een gewelfde achterkant. Zowel de zij- als achterkanten waren samengesteld uit lange, smalle ribben. De snaren, meestal 5 dubbele of drievoudige, waren van metaal en werden bespeeld met een plectrum |
Chitarrone | een basluit uit de renaissanceperiode in Europa. Dit instrument is verwant aan de theorbo, doch wordt gekenmerkt door een zeer lange hals en een ruime schroevenkast. Een chitarrone kan zowel 1, 2 als 3 klankgaten op de romp hebben zitten |
Chocalho de platinela | Braziliaans schudinstrument, eigenlijk een ganzá met pandeiro-schellen in een aluminium frame. Het instrument, speciaal gemaakt voor sambascholen, geeft een zéér luid geluid en vervangt zodoende de ganzá tijdens het carnaval in Rio de Janeiro |
Chongguri | 4-snarige luit uit Georgië |
Chong-hu | 2-snarige Chinese vedel met een gevangen strijkstok en een blikvormige resonator, groter dan de er-hu, maar kleiner dan de ta-hu |
Chong-luan | 4-snarige Chinese basvedel met een korte hals en houten frets. De chong-luan komt in drie afmetingen voor |
Choralcello | Groot instrument met twee toetsenborden boven elkaar: Het bovenste is het pianotoetsenbord genoemd en heeft 64 toetsen. Het onderste heeft 88 toetsen en wordt het "piano en orgel"-toetsenbord genoemd. Er zijn ook registerknoppen zoals bij een gewoon orgel aanwezig. |
Chowdkhi | 1-snarig percussie-instrument uit Maharashtra in west- India, waar het populair is onder volgelingen van de godin Renuka. De chowdkhi lijkt sprekend op de anand lahari uit Bengalen. Zie aldaar |
Chu-daiko | Japanse trommel |
Chur | 3-snarige vedel van de Boeryat-Mongols uit Siberië |
Cifteli | 3-snarige Albanese langhalsluit, gelijkend op de Turkse saz |
Cimbasso | een oude vorm van de contrabastrombone |
Cipactli | antieke bolvormige kleien fluit van de Azteken uit Mexico. Vaak werden door de Azteken ( en ook door de Incas ) menselijke en dierlijke vormen aan de instrumenten gegeven |
Cisco | Italiaanse dubbelfluit |
Cister | De cister is een snaarinstrument met fretten, metalen snaren en een platte achterkant. Zij kunnen twee schroevenkasten hebben, maar het kwam maar weinig voor. De vorm van cisters kan verschillen. Er bestonden cisters waarbij de romp dezelfde vorm had als een luit, andere instrumenten waren wat meer peervormig. |
Citer |
Citers zijn snaarinstrumenten waarbij de snaren over de hele lengte van de klankkast van het instrument lopen. De klankkast is uiteenlopend van vorm. De plank waarover de snaren lopen is plat of lichtgebogen |
Clarion | zeer oud Birmaans blaasinstrument vervaardigd uit ebbenhout. De clarion heeft 7 vingergaten en een duimgat en het mondstuk is gemaakt van palmbladeren. Het instrument maakt deel uit van een standaard Birmaans orkest |
Clarsach | Schotse harp met 25 tot 34 snaren |
Clavecimbel | Voorloper van de piano met als belangrijkste verschil dat je er 'niet hard en zacht' op kunt spelen. Aan de snaren wordt er getrokken in plaats van aangeslaan. Het is ook kleiner dan de piano en volledig in hout. |
Claves | 2 korte hardhouten staafjes die tegen elkaar getikt worden. Geeft een hoge felle tik |
Clavichord | Voorloper van de clavecimbel. Rechthoekig van vorm Het clavichord is een snaarinstrument met klavier, ontstaan uit het monochord. Het monochord bestond uit een enkele snaar op een klankbord. Bij het clavichord zitten aan de toetsen van het klavier koperen plaatjes. Als een toets wordt ingedrukt komt raakt het koperen plaatje een paar snaren, die daardoor gaan trillen. De eerste clavichorden hadden minder snaren dan toetsen. Elk paar snaren werd door meerdere koperen plaatjes gebruikt. Bij de latere clavichorden had elke toets zijn eigen paar snaren. De hoogte van de toon wordt niet bepaald door de totale lengte van de snaar, maar door de plaats waar het koperen plaatje de snaar raakt. Op dat punt wordt de snaar in twee stukken verdeeld. Het ene deel kan gaan trillen en voor geluid zorgen, de ander wordt gestopt d.m.v. een demper. |
clavicor | Uitgevonden in 1837. Dit instrument is helemaal cilindrisch gebouwd en heeft drie ventielen. Twee daarvan moesten met de rechterhand bespeeld worden en eentje met de linkerhand. De clavicor werd veel in militaire orkesten gebruikt. |
clavinet | Oorspronkelijk bedoeld als een elektrische versie van het klavecimbel met wat extra geluiden. Hij is vooral bekend om zijn scherpe basgeluid en werd dan ook vooral door funk- en soul-bands in de jaren 70 gebruikt. Hoe harder je op de toetsen drukt, hoe harder de toon is. Maar als je te hard drukt gaat het instrument kapot en is het weer een gewone clavecimbel |
claviorganum | Combinatie van een klavecimbel en een orgel: een klavecimbel met orgelpijpen |
Cobza | fretloze korthalsluit uit Moldavië en Roemenië. De 8 snaren lopen bij de kam in twee groepen van 4 uiteen. De peervormige klankkast bevat vele kleine klankgaten, die een decoratief patroon vormen |
Colascione | langhalsluit met een kleine ronde romp, 3 snaren en een zeer lange hals met soms wel 24 verplaatsbare frets. De colascione was populair in de 16de en 17de eeuw in Italië en men neemt aan dat het instrument is voortgekomen uit de Oosterse langhalsluiten |
Concertina | kleine accordeon met typisch 6-hoekige zijkanten en toegerust met knoppen i.p.v. toetsen voor het spelen. De eerste concertinas stammen uit het begin van de 19de eeuw |
Conga's | Twee (soms meer) kleine maar lange, naar beneden toe smaller wordende trommels met een enkel vel, met de handen bespeeld. Worden in iets verschillende toonhoogte gestemd. |
Contra-altklarinet | Komt niet zoveel voor. Soms wordt de contra-altklarinet ook wel eens contrabasklarinet genoemd. In dat geval wordt er gesproken over een contrabasklarinet in Es, want de contrabasklarinet op zich is weer een ander instrument. Ze hebben een iets afwijkende vorm t.o.v. de gewone klarinetten. De beker is naar boven gebogen, omdat het instrument anders (bijna) op de grond zou staan. Het mondstuk is naar de speler toegebogen. Bovendien is bij de grotere instrumenten het bovenste en onderste gedeelte van metaal gemaakt. |
Contrabas | Laagst klinkend 4-snarig strijkinstrument met klankkast, met f-vormige klankgaten, waarbij de snaren bespeeld worden met een strijkstok. |
Contrabasfluit | 'Dwars'fluit dat vanwege zijn lengte in het begin in een driehoek is gevouwen. Er wordt dwars op de fluit geblazen, maar wordt door de vorm naar onderen gehouden zoals de klarinet. Dit instrument kom je maar heel zelden tegen. |
Contrabas-sarrusofoon | Koperinstrumenten met een dubbelriet. Leken veel op de saxofoons maar ze hadden een totaal ander geluid. Aan de contrabas-sarrusofoon zit er nog een S-vormige buis in het instrument waar het dubbelriet op zit Hij heeft een toonbereik dat hetzelfde is als van de contrafagot. |
Contrabasklarinet | Wordt ook wel contrabasklarinet in Bes genoemd. Is 2,70m lang. Hij is ongeveer twee keer zo lang als de basklarinet. Komt niet zoveel voor. Soms wordt de contra-altklarinet ook wel eens contrabasklarinet genoemd. In dat geval wordt er gesproken over een contrabasklarinet in Es, want de contrabasklarinet op zich is weer een ander instrument. Ze hebben een iets afwijkende vorm t.o.v. de gewone klarinetten. De beker is naar boven gebogen, omdat het instrument anders (bijna) op de grond zou staan. Het mondstuk is naar de speler toegebogen. Bovendien is bij de grotere instrumenten het bovenste en onderste gedeelte van metaal gemaakt. |
Contrabasklarinet in Bes | Is de contrabasklarinet. Is 2,70m lang en daarmee twee keer zo lang als de basklarinet. Komt niet zoveel voor. Soms wordt de contra-altklarinet ook wel eens contrabasklarinet genoemd. In dat geval wordt er gesproken over een contrabasklarinet in Es, want de contrabasklarinet op zich is weer een ander instrument. Ze hebben een iets afwijkende vorm t.o.v. de gewone klarinetten. De beker is naar boven gebogen, omdat het instrument anders (bijna) op de grond zou staan. Het mondstuk is naar de speler toegebogen. Bovendien is bij de grotere instrumenten het bovenste en onderste gedeelte van metaal gemaakt. |
Contrabasklarinet in Es | Komt niet zoveel voor. Wordt meestal contra-altklarine genoemd. Komt niet zoveel voor. Soms wordt de contra-altklarinet ook wel eens contrabasklarinet genoemd. In dat geval wordt er gesproken over een contrabasklarinet in Es, want de contrabasklarinet op zich is weer een ander instrument. Ze hebben een iets afwijkende vorm t.o.v. de gewone klarinetten. De beker is naar boven gebogen, omdat het instrument anders (bijna) op de grond zou staan. Het mondstuk is naar de speler toegebogen. Bovendien is bij de grotere instrumenten het bovenste en onderste gedeelte van metaal gemaakt. |
Contrabassethoorn | Familie van de klarinet. Bestond uit één lange buis. Daarom moest hij altijd ergens worden omgebogen om het instrument hanteerbaar te houden. Staat qua toonomvang tussen de bas- en contrabasklarinet. Dit instrument heeft nooit veel succes gehad. |
Contrabassofoon | Een variant op de contrafagot, uitgevonden omstreeks 1850. Er zijn er niet zoveel van gemaakt. Het instrument lijkt erg op de contrafagot zoals hij er in die tijd uit zag. Het grootste verschil is dat de buis wat wijder is. |
Contrabasviola | Grotere violaa. De contrabasviola wordt ook wel violone genoemd. Uit de violone is later de contrabas ontwikkeld |
Contrafagot | De contrafagot is het grootste houten blaasinstrument. Vanwege zijn lengte is de buis zo gevouwen dat er voor een deel 3 buizen naast elkaar lopen. Het instrument rust met een pin op de grond. De contrafagot geeft een zeer laag knorrig geluid. |
Contraforte | Moderne versie van de contrafagot |
Contratenorklarinet | Omstreeks 1885 gebouwd door de Belgische instrumentbouwer Eugène Albert, maar had slechts een beperkte bruikbare toonomvang. |
Cornemuse |
dubbelriet renaissance blaasinstrument Franse doedelzak met een plug die de melodiepijp en een kleine, extra bourdon bevat |
Cornet | lijkt erg op de trompet, maar is eveneens conisch van vorm. De cornet spreekt gemakkelijker aan dan een trompet, maar is wat onzuiverder, ruiger van klank. De notatie is hetzelfde |
Cornamuse | Lijkt veel op de kromhoorn. In tegenstelling tot de kromhoorn is dit instrument recht. Bovendien is het instrument aan het eind dicht gemaakt. Bij de meeste blaasinstrumenten is de onderkant van het instrument open, maar bij de cornamuse is dat niet zo. De lucht kan daardoor alleen door de vingergaten naar buiten. Daardoor klinkt het instrument een stuk minder hard dan de kromhoorn. |
Cornofoon | De cornofoon is een soort tuba waarvan de beker helemaal is omgebogen. |
Cornopean | Lijkt op de cornet |
Cornu | ruim 3 m. lange, gebogen militaire trompet uit het oude Rome met een lichtelijk uitlopende beker. Soms werd diagonaal tussen de ronding een houten lat bevestigd, zodat het instrument op de schouder van de speler kon rusten. Een andere naam voor de cornu is de buccina |
Corodao | diatonische accordeon uit Madagaskar |
Courtaut | dubbelriet renaissance blaasinstrument met twee kanalen in een stuk hout |
Crecelle | fraaie houten Franse ratel uit de 15de en 16de eeuw |
Crwth | Uitgesproken als "kroeth", met de Engelse th-klank. Gestreken lier uit Wales die populair was in de middeleeuwen en in gebruik bleef tot het begin van de 19de eeuw. De crwth had 4 afgestopte snaren over een centrale toets en 2 bassnaren die ernaast liepen |
Cuíca | Braziliaanse cilindervormige wrijftrom van hout of metaal en bijzonder populair in de samba. De cuíca komt in verschillende maten voor; de kleinste heeft een diameter van slechts 15 cm |
Curtal | Kort dubbelriet renaissance blaasinstrument met dubbel gebogen buizen, aangeblazen door een roerpijp. De curtal is de voorloper van de moderne fagot |
Cymbali | hakkebord uit de Belorus |
Cymbalon | zeer groot Hongaars hakkebord op poten en met pedalen, bekend als de tafel met snaren. Het cymbalon is gebaseerd op een kleiner zigeunerinstrument en werd door Josef Schunda tegen het einde van de 19de eeuw gemoderniseerd tot het meest ontwikkelde hakkebord in de wereld. Het instrument heeft 125 snaren en een bereik van vierenhalf tot vijf octaven. Net als bij de Chinese yan-qin worden de meervoudige snaren door kammen in verschillende vibrerende stukken verdeeld |
Kent u nog
een instrument dat hier niet bijstaat?
Mail dan even de naam van het instrument en de uitleg naar info@hoorn.be |