A Capella | Zingen zonder instrumentale begeleiding. In de opera is deze zangvorm echter nogal zeldzaam. Hij wordt meestal toegepast in (vroege) kerkmuziek. |
Absoluut gehoor | Het vermogen om de toonhoogte van klanken zonder voorafgaande vergelijking te benoemen. |
Abstracte balletten | Balletten zonder verhaal of thema. Dansen om het dansen zelf. |
Accent | Nadruk op de noot. Het teken waarmee het accent wordt aangegeven - > - staat boven of onder de noot. |
Achterdoek | Beschilderd doek dat achter het toneel hangt en bij het decor hoort. |
adiastematisch handschrift | neumen zonder exacte toonhoogte |
Aeolisch | In de 16de eeuw toegevoegde toonsoort voor kerkelijke muziek waaruit later de kleine-tertstoonladder is ontstaan. |
Afterbeat | Muziekstijl met het accent op de tweede en vierde tel. Deze accentverdeling geldt vaak voor de begeleidende instrumenten, niet voor de melodiepartij. |
Agnus
Dei |
Lam Gods: gezang uit het ordinarium van de mis |
Agogiek | De leer van de veranderingen in tempo. |
Akoestiek | De leer van het geluid. Ook gebruikt als aanduiding voor de kwaliteit van concertzalen en kerken |
Akkoord | Een samenklank van meer dan twee tonen die volgens een bepaalde manier wordt opgebouwd |
Akkoordenschema | Een opeenvolging van akkoorden, doorgaans in een vaste volgorde. Het schema wordt vaak herhaald. Een akkoordenschema wordt veelal gebruikt als begeleiding van een melodie. |
Akkoordinstrument | Instrumenten waarmee akkoorden worden gespeeld, zoals een toetsinstrument (piano, keyboard, synthesizer), een gitaar en een harp. Op deze instrumenten kan een baspartij worden gecombineerd met akkoorden en een melodie. Instrumenten waarop dat niet kan worden melodie-instrumenten genoemd. |
Akkoordsymbool | Geeft via een hoofdletter boven de notenbalk aan om welk akkoord het gaat. Een akkoord dat wordt aangegeven met de hoofdletter C is een C-akkoord. Het C-akkoord bestaat dan uit de akkoordtonen c-e-g. |
Akkoordtonen | Tonen waaruit een akkoord is opgebouwd |
Aleatoriek | Toevalsmuziek |
Aliquoten | Boventonen, voortgebracht door trillende snaren die meeklinken boven de hoofdtonen |
Alleluia | Tussenzang na de tweede lezing uit het proprium van de mis |
Allemande | Oude, rustige dans uit Duitsland in tweedelige maat |
Alt | Laagste vrouwenstem. |
Alteratie | Tijdelijke verhoging of verlaging van een noot die leidt tot een kleurverandering van de muziek |
Ambrosiaans | liturgie uit Milaan, verwant met, maar verschillend van gregoriaans |
Anglaise | Verzamelnaam voor verschillende Engelse dansen |
Anti-metrische figuur | Ritmische figuur dat tegen het metrum van een maatsoort ingaat, bijvoorbeeld een triool. |
Antifonaal | Wisselzang. Groep antwoord op voorzanger. Bv. in een katholieke mis |
Antifoon | gezang dat een psalm omlijst; oorspronkelijk bedoeld om de toon aan te geven voor het koor |
Antiphonarium | boek met de gezangen voor de officiële gebedstijden van de geestelijkheid |
Appogiatuur | Korte of lange voorslag |
Arabesque | Balanceren op één been, met het andere been omhoog en naar achteren gestrekt |
Aria |
(Letterlijk lucht, adem) Een lied voor één zanger, waarin hij of zij een gevoel tot uitdrukking kan brengen. In de oorspronkelijke vorm draagt de aria niet bij aan de handeling, het verhaal dat verteld wordt staat even stil, de toeschouwer is getuige van de gevoelsexpressie. De aria's zijn vaak de vocale hoogtepunten van de opera: de hits. |
Arrangement | Een instrumentale bewerking van een muziekstuk voor een andere bezetting dan waarvoor het oorspronkelijk is gecomponeerd.De melodie wordt bijvoorbeeld door andere instrumenten spelen, of een rustig nummer wordt omgezet in een snelle, swingende versie. Het muziekstuk klinkt in elk geval anders dan het originele stuk. |
Ars antiqua | Meerstemmige muziek uit de 13de eeuw, waarbij het ritme voor het eerste in notenschrift is afgedrukt |
Atonaal | Niet tonaal. Valsklinkende akkoorden of stukken waarbij de melodie zoek is. |
Atonaliteit | Muziek zonder vast voorgeschreven basis |
authentieke modus | hoge ligging van een kerktoon |