Gagliarde |
Italiaanse dans in driedelige maat uit de 16de en 17de eeuw |
Gaillarde | Levendige snelle springdans in driedelige maat |
Gallicaanse liturgie | Liturgie van de Gallische kerk |
Gamma | Toonladder |
Gavotte | Franse gezelschapsdans in vierdelige maat met statige bewegingen |
Gebroken akkoord | In een gebroken akkoord worden de akkoordtonen na elkaar gespeeld en niet tegelijk. |
Geluid | Alle met het oor waarneembare trillingen. Het menselijk oor kan geluidstrillingen waarnemen die liggen tussen 16 en 20.000 Hertz |
Generale pauze | Een stiltemoment voor het hele orkest |
Genre | Soort of stijl |
Gepunkteerd | Noten, voorzien van een punt naast de noot. Deze verlengd de noot met de helft van zijn waarde. |
Gigue | Snelle, oud-Franse dans |
Gesloten lippijpen | Onderdeel van het orgel. Dit zijn de pijpen waaruit het geluid uitkomt. De bovenkant van de pijp is gesloten |
Getijden | Gebeden van het kerkelijk *brevier |
Gitana | Spaanse zigeunerdans |
Glissando | Glijdend, snel langs de tonen gaand waardoor de toonhoogten in elkaar overvloeien |
Gloria |
Gezang uit het ordinarium van de mis, ook wel de grote doxologie genoemd |
Gloria
Patri et Filio |
Slotformule van psalmen en andere gezangen, ook de kleine doxologie genoemd |
Gopak | Levendige dans in tweedelige maat, afkomstig uit Rusland |
Gospel | Amerikaans religieus lied |
Graduale | Tussenzang na de eerste lezing uit het proprium van de mis |
Grafische partituur | Partituur waarbij het muziekverloop met plaatjes en andere tekens wordt weergegeven ipv het traditionele notenschrift |
Grand allegro | Grote sprongen en passen bij ballet |
Grand jeté | Een grote, verre sprong, met de armen en benen gestrekt. |
Gregoriaans | Eenstemmig liturgisch gezang. Eerste gezongen tekst die is ontstaan uit het voorlezen van liturgische teksten. Toen de groepen toehoorders groter werden, ging men deze teksten luidop reciteren. Ze werden met een soort zangstem op één toon gezongen. Later werd het meerstemmig |
Grondakkoord | Grote-terts-drieklank, gebouwd op de grondtoon van de toonladder. |
Grondtoon | De
toon waarnaar de toonladder is genoemd. Van de do-toonladder is do de grondtoon. De grondtoon van een drieklank is de toon waarop het akkoord is gebouwd. Van het akkoord do-mi-sol is do de grondtoon. Ook wanneer het akkoord is omgekeerd, bijvoorbeeld sol-mi-do, blijft do de grondtoon. |
Groot septiem | Interval dat zeven notennamen omsluit |
Grote drieklank | Opeenstapeling van twee tertsen, een grote en een kleine |
Grote secunde | Interval dat twee notennamen omsluit |
Grote sext | Interval dat zes notennamen omsluit |
Grote terts | afstand tussen drie hele tonen, aangeduid met de letters gr.t. Ook wel majeur genoemd |
Growling | Wordt meestal op trompet gedaan, in combinatie met een demper. Het effect is het koperen equivalent van Louis Armstrong's manier van zingen |