Kakafonie |
Verzamelnaam
voor valse, lelijke, slecht georganiseerde,... muziek |
|
|
Kalamaika |
Hongaarse
dans in tweedelige maat |
|
|
Kam |
Deel
van een viool. Via de kam gaan de trillingen van de snaren naar de klankkast.
Zorgt ook mee voor de lengte van de snaar en de spanning. |
|
|
Kamermuziek |
Muziek
die is geschreven voor kleine concertruimten |
|
|
Kamertoon |
Internationaal
vastgestelde toon voor het stemmen van instrumenten. De kamertoon A1 is
in 1939 vastgesteld op 440 Hz en is de la (A). De andere tonen kunnen hiervan
worden afgeleid. |
|
|
Kapelmeester |
Leider
van een orkest of een koor |
|
|
Kerklied |
Eenstemmig
gezang tijdens een christelijke kerkdienst, verwant aan het volkslied |
|
|
Karakterrol
|
Een
rol waarbij toneelspel en mime worden gebruikt |
|
|
kartelnoot |
Ook
wel quilisma of tandnoot genoemd. Komt hoofdzakelijk voor in stijgende groepen
zoals een pes of een scandicus. Meestal beschouwt men de quilisma als een
overgangsnootje dat bijna glijdend moet gezongen worden. |
|
|
Kastschek |
Russische
kozakkendans |
|
|
kerktoon |
Een
van de acht toonladders uit de oktoechos, bepaald door enerzijds de slottoon
(finalis) en anderzijds de tenor of reciteertoon. De ligging van de halve
tonen bepaalt het karakter ervan |
|
|
kielhoutje
|
Deel
van een viool. Het kielhoutje is een verhoging op de bovenkant van de toets
en zorgt ervoor dat de snaren de toets niet raken |
|
|
kinhouder |
Klem
op de viool om onderaan tegen de kin te steunen |
|
|
Klankbron |
Het
onderdeel van een instrument waarvan de trillingen komen |
|
|
Klankdichtheid |
Mate
van doorzichtigheid van een orkestklank |
|
|
klankkast |
Kast
die het geluid van bv een snaar krijgt, en die vervolgens de toon versterkt,
krachtiger en voller maakt. In de klankkast zitten één of
meerdere klankgaten om de trillende lucht uit de klankkast te laten ontsnappen |
|
|
Klankkleur |
De
soort klank van de instrumenten, dat afhankelijk is van de klankborn, speelwijze,
materiaal en de vorm van het instrument. |
|
|
Klanklaag |
Duidelijk
te onderscheiden klankgroep binnen een orkestklank |
|
|
Klassiek |
Muziekstijl |
|
|
Klassiek
ballet |
Dansstijl
gebaseerd op regels die door de eeuwen heen zijn vastgelegd door Franse,
Russische, Deense en Italiaanse balletmeesters. |
|
|
Klassieke
balletten |
Meestal
Russische balletten met een sprookjesachtig verhaal uit het eind van de
l9de eeuw, die een bepaald patroon volgen. |
|
|
Klaviatuur |
Orgelterm.
De klaviatuur omvat de manualen, het pedaal en de registerknoppen |
|
|
Kleine
drieklank |
Opeenstapeling
van twee tertsen, een kleine en een grote |
|
|
Kleine
secunde |
Kleinste
interval in het traditionele westerse toonstelsel |
|
|
Klein
septiem |
Interval
dat 7 tonen omvat. Hierbinnen vallen ook twee kleine secunden |
|
|
Kleine
sext |
Interval
dat zes tonen omsluit waar. Hierbinnen vallen ook twee kleine secunden. |
|
|
Kleine
terts |
Interval
dat drie tonen omsluit waar. Hierbinnen vallen ook twee kleine secunden. |
|
|
Kleine-terts-toonladder |
Toonladder
waarvan de terts klein is |
|
|
Kolo |
Slavische
kringdans in verschillende tempo's |
|
|
Koor |
Grote
groep zangers mannen als vrouwen die hun eigen stem (sopraan, alt, tenor,
bas) zingen. Kunnen ook een achtergrondbezetting vormen voor bijvoorbeeld
een orkest of opera. |
|
|
Kopstem |
Uw
'tweede' stem |
|
|
Koraal |
Religieus
of liturgisch gezang |
|
|
Kreeftgang |
De
melodievolgorde van achter naar voren |
|
|
Kruis |
Een
teken dat aangeeft dat de toon met een halve toon verhoogd moet worden.
Wordt aangeduid met een # |
|
|
Krul |
Zit
bovenaan de viool en is alleen maar voor de sier. |
|
|
Kujawiak |
Poolse
nationale dans, iets sneller dan de mazurka |
|
|
Kwart |
Interval,
de afstand tussen via diatonische tonen |
|
|
Kwartnoot |
4de
noot |
|
|
kwartet |
Vier
stemmen of vier instrumenten |
|
|
Kwint |
Interval,
de afstand tussen vijf diatonische tonen |
|
|
Kwintencirkel |
Figuur
waarin de twaalf tonen van een chromatische toonladder cirkelvormig zijn
gerangschikt. Als je bij elke noot telkens een kwint verder gaat, kom je
op na 12 kwinten uit op dezelfde noot (La, re, sol, do, fa,...) |
|
|
kwintet |
Vijf
stemmen of vijf instrumenten |
|
|
Kyriale |
Zangboek
dat de gezangen van het ordinarium van de mis bevat: Kyrie, Gloria, Credo,
Sanctus, Agnus Dei |
|
|
Kyrie
|
Gezang
uit het ordinarium van de mis |