Oberek | Nationale dans uit Polen |
Obligaat | Verplichte stem die niet weggelaten mag worden |
Octaaf | De afstand tussen acht tonen. In de toonladder van do is dat dus de volgende do (do, re, mi fa sol la si do'). Een octaaf is een interval, bijvoorbeeld do-do'. |
Octet | Acht stemmen of acht instrumenten |
Offertorium | Offerzang uit het Proprium van de mis |
Officie | De getijden. Gebeden die over de hele dag en nacht verdeeld gezongen worden |
Oktoechos | Het systeem van de acht kerktonen |
Ole | Spaanse dans in een driedelige maat met castagnetten |
Omgekeerd conisch | De buis is bij het aanblaaspunt het wijdst, en wordt naar het einde toe steeds smaller |
Omkering | Omkering van een melodie |
Onderlabium | Onderdeel van het orgel. Is het gedeelte van de luchtpijp, onder de spleetopening. |
Ondertoon | Toon die onder de hoofdtoon meeklinkt, met het oor niet direct waarneembaar. |
Open lippijpen | Onderdeel van het orgel. Dit zijn de pijpen waaruit het geluid uitkomt. De bovenkant van de pijp is open. |
Opera | Een toneelstuk op muziek. De acteurs in een opera zijn zangers die hun tekst niet uitspreken maar zingen. |
Opera buffa | Italiaans comisch operagenre uit de 18e en 19e eeuw, dat voortkwam uit de Commedia dell Arte. Aanvankelijk was de opera buffa een kort, komisch intermezzo dat in het begin van de 18e eeuw in de pauze van een opera seria werd uitgevoerd. Op basis van deze eerste aanzetten ontwikkelde de opera buffa zich tot een zelfstandig operagenre |
Opéra
comique |
Frans operagenre dat in de eerste helft van de 18e eeuw ontstond en en het voorbeeld werd voor het Duitse zangspel. De opéra comique bestaat uit gesproken dialogen en zangstukken met een meestal vrolijke, maar ook ontroerend-lyrische en heel soms tragische inhoud |
Opera
semiseria |
Italiaans operagenre uit de 18e en 19e eeuw. De opera semiseria is een combinatie van serieuze (opera seria) en komische (opera buffa) |
Opera
seria |
Italiaans ernstig operagenre dat zich aan het einde van de 17e eeuw uit diverse stijlelementen ontwikkelde tot een theatergenre met een verheven karakter. De onderwerpen voor deze opera werden ontleend aan de mythologie, aan historische bronnen en aan de klassieke heldendramas uit de Griekse Oudheid en gingen meestal over hooggeplaatste personages. |
Operette | Vrolijk muzikaal podiumgenre met gesproken dialogen, liederen en dansen, dat omstreeks 1850 in Parijs door Jacques Offenbach tot bloei werd gebracht. De operette, die ook onstond als parodie op de opera en op de daardoor gepresenteerde wereld, hield altijd rekening met de amusementsbehoefte van het publiek. |
Opmaat | Een onvolledige maat aan het begin van een muziekstuk die uit één of meerdere tonen kan bestaan. |
Opstelling |
De wijze waarop de dirigent het orkest schikt Bij het orgel: de pijpen die in verschillende kassen worden opgesteld, met een eigen naam |
Opus | Werk van een componist, meestal aangeduid met de afkorting Op |
Oratio | gebed |
Oratorium | In het midden van de 17e eeuw ontstane compositie voor solozang, koor en orkest, met veel religieuze of mytologische onderwerpen. |
Ordinarium | De vaste misgezangen die elke dag terugkeren |
Organum | Oorspronkelijk Gregoriaans gezang, begeleid met onderkwart, later bovenkwint, en nog later de melismatische melodie |
Orgelpunt | Noot die over meerdere maten blijft liggen, waartegen verschillende akkoorden worden gehoord. |
Oriscus | Een teken dat in de klassieke Vaticaanse uitgaven niet van de andere noten te onderscheiden is. In de Middeleeuwse handschriften was dat heel anders. Daar is de oriscus steeds heel uitdrukkelijk aanwezig. Pas in de loop van deze eeuw ontdekte men de werkelijke betekenis van de oriscus. Die kondigt doorgaans de belangrijkheid van de volgende noot aan. Pas sinds de uitgave van het Liber hymnarius is de oriscus ook in het kwadraatschrift in ere hersteld. |
Orkest | Groep muzikanten |
Orkestlied | Liedvorm waarbij de zang begeleid wordt door een orkest |
Orkestratie | De zetting van een compositie voor orkest |
Ornamentiek | Melodische versiering |
Orpheus | Griekse halfgod, zoon van Apollo en Kalliope, symbool voor de muziek |
Ostinato | Een steeds terugkerend thema, meestal in de baspartij |
Ouverture | Opening van een stuk. In de ouverture speelt alleen het orkest. |
Overgangsdynamiek | Het geleidelijk overgaan van hard naar zacht of van zacht naar hard tijdens het spelen of zingen |