Rapsodie | Compositievorm waarin verschillende losse thema's voorkomen. Meestal een instrumentale fantasie waarin volksmelodieën zijn verwerkt. |
Re | Tweede toon van elke toonladder |
Recitatief | De gezongen of gesproken tekst die aria's of ensemblenummers verbindt |
Recital | Voordracht door een zanger of instrumentalist met begeleiding |
Recitativo accompagnato | Recitatief op basis van een rijker uitgewerkte begeleiding. Ook de melodie heeft een grotere zelfstandigheid. |
Recitativo secco | Recitatief met als begeleiding slechts een continuo. Sobere uitwerking in enkele akkoorden |
Reciteertoon | Ook wel tenor genoemd. De toon waarop de psalmodie gereciteerd wordt. Bepaalt samen met de finalis de kerktoon |
Reel | Snelle dans uit Schotland en Ierland in een tweedelige maat |
Refrein | Een deel van een lied dat telkens met dezelfde woorden en dezelfde melodie terugkeert. |
Register |
Een groep instrumenten die dezelfde klankkleur heeft Bij het orgel: een rij in toonhoogte verschillende pijpen met dezelfde soort klank. |
Reine kwart | Interval dat 4 tonen omvat. Hierbinnen valt ook één kleine secunde |
Reine kwint | Interval dat 5 tonen omvat. Hierbinnen valt ook één kleine secunde |
Repercussie | Het meermaals herhalen van een toon |
Repertoire |
De verzameling stukken die bijvoorbeeld een componist al heeft geschreven. Het aantal stukken die gaan gespeeld worden. |
Répètiteur | Geeft les in het repertoire en leidt de repetities. |
Reprise | Herhaling |
Requiem | Afscheidslied bij een uitvaart |
Resonantie | Weerkaatsing van het geluid waardoor dat geluid versterkt wordt |
Resonator | Klankkast die de toon versterkt door zijn vorm en materiaal en bepaalt hij de klankkleur van de toon. |
Responsoriaal | Muzikaal 'gesprek' tussen solist en koor of orkest |
Responsoriale | Boek met responsoria uit de Metten |
Responsorium | Gezang van solist met refrein door koor. Komt zowel voor in de mis als in het officie |
Responsorium
breve |
Korte beurtzang van solist en koor in het officie |
Révèrence | Buiging die door dansers wordt gemaakt aan het eind van een les of een voorstelling |
Ricercar | Muziekvorm waaruit later de fuga is voortgekomen |
Riff | Korte kernachtige melodie. In andere muziekstijlen, bijvoorbeeld de Jazz, wordt een melodie een aantal keren herhaald terwijl de solist aan het spelen is. |
Rigaudon | Vlugge dans in driedelige maat uit Zuid-Frankrijk |
Ritme | Volgens de tijdmaat verlopende duur van de tonen van een muziekstuk. Door een opeenvolging van lange en korte, beklemtoonde en onbeklemtoonde noten ontstaat het ritme in een muziekstuk. |
Ritmesectie | Hiermee wordt het slagwerk bedoeld waarop de muzikanten zich baseren om het ritme te kunnen houden. |
Ritornel | Tussenspel dat in dezelfde vorm telkens terugkomt in een rondo |
Rococo | Muziekstijl uit de 18de eeuw, voortgekomen uit de Romantiek. De Rococo wordt gekenmerkt door een verfijnde, intieme sfeer. |
Roer | Onderdeel van een luchtpijp waaruit het geluid komt bij het orgel. Op de luchtpijp zit een deksel: de hoed. Een open pijp. Bij de halfgedekte pijp zit in de hoed een buisje: het roer. |
Romance | Romantische compositie met een lyrisch karakter |
Romanesca | Gaillarde-melodie uit de 16de eeuw |
Romantiek | Muziekstijl uit de 19de eeuw waarin het gevoel domineert boven het verstand. De Romantiek wordt gekenmerkt door een zucht naar vrijheid. |
Rondo | Muziekvorm waarbij een bepaald thema (het refrein of het rondothema) telkens terugkeert |
Rugwerk | Orgelterm. Het orgel wordt ingedeeld in het hoofdwerk, bovenwerk, borstwerk en rugwerk. Het hoofdwerk is het eigenlijke orgelgedeelte. Soms staan er achter de organist ook nog pijpen en die worden dan het rugwerk genoemd. |
Rumba | Cubaanse matig snelle dans in een tweedelige maatsoort. |